Artikel 1. Lidmaatschap

1. De eisen aan lidmaatschap zijn beschreven in de statuten, en zijn hieronder verder uitgewerkt.
2. Leden zijn gehouden aan het democratisch centralisme van de partij. Dit houdt in dat zij opdrachten van het hogere partijorgaan uitvoeren voor zover dit redelijkerwijs van hen kan worden verlangd.
3. In gedragingen binnen de partij en in gedragingen en uitingen buiten de partij zijn leden het gezicht van de partij. Hierbij zijn zij eraan gehouden de door het congres of het hogere partijorgaan uitgezette politieke lijn te volgen.
4. Leden zijn gehouden aan de in dezen onder artikel 9 genoemde gedragsregels.
5. Het niet voldoen aan de in het huishoudelijk reglement en in de statuten gestelde eisen aan het lidmaatschap, inclusief contributie, gedragsregels, en afdrachtregeling, kan reden zijn voor royement, schorsing, of waarschuwing daartoe.
6. Over toelating tot het lidmaatschap wordt besloten door het partijbestuur. Het partijbestuur kan deze taak delegeren aan afdelingsbesturen of de ledenadministratie.
7. Indien tegen toelating tot het lidmaatschap bezwaar bestaat, dan kan de toegang tot het lidmaatschap geweigerd worden. Het partijbestuur deelt dit binnen twee weken mee aan het aspirant-lid.
8. Het partijbestuur is verantwoordelijk voor het bijhouden van een lijst van geroyeerde leden, inclusief reden voor royement. Plaatsing op de lijst heeft een duur van vijf jaar, en is voldoende reden om toelating tot het lidmaatschap te weigeren. Tegen plaatsing op de lijst en bijgevoegde reden voor royement kan beroep worden aangetekend bij de partijraad of in afwezigheid daarvan het congres.

Artikel 2. Contributie

1. De afdeling is primair verantwoordelijk voor het heffen van contributie, het partijbestuur draagt er zorg voor dat dit goed wordt uitgevoerd door de afdelingen.
2. De hoogte van de contributie wordt vastgesteld door het congres, en bedraagt 0,5% (een half procent) van het bruto inkomen van het lid, met een minimum van €12,50 (twaalf en een halve euro) in de maand voor werkenden en €7,50 (zeven en een halve euro) in de maand voor werklozen en studenten.
3. Het partijbestuur kan in overleg met het afdelingsbestuur besluiten een lid vrij te stellen van de verplichting contributie te betalen.

Artikel 3. Donateurs

1. Donateurs zijn niet-leden van de partij, die de partij periodiek steunen met een minimumbedrag, dat door het congres wordt vastgesteld. 
2. Het minimumbedrag voor donateurs bedraagt €5 (vijf euro) in de maand.

Artikel 4. Het congres

1. Agenda.
   1. Het congres bepaalt de agenda van het congres, en kan beslissen over het tot stemming brengen van moties en andere voorstellen.
   2. In uitzondering op lid 1 wordt voor een tussentijds ingelast congres, zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 sub d van de statuten, de agenda voor het congres beperkt tot het spoedeisende onderwerp waartoe dat congres is uitgeroepen. Hierbij bepaalt het bestuur voor het congres en het presidium tijdens het congres of ingediende moties en andere voorstellen in een voldoende direct verband staan tot het spoedeisende onderwerp waarvoor het congres is bijeengeroepen.
   3. In geval van een tussentijds ingelast congres, zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 sub d van de statuten, hoeft er geen nieuw partijbestuur te worden verkozen.
2. Het presidium.
   1. Het congres wordt geleid door een presidium.
   2. Het presidium wordt voorgedragen door het partijbestuur, en wordt benoemd door het congres.
   3. Het congres kan het voorgedragen presidium ondervragen alvorens tot benoeming wordt overgegaan.  
   4. Stemming over benoeming van het presidium gebeurt door middel van handopsteken, waarbij elk lid van het presidium afzonderlijk wordt ingestemd.
3. Wijze van stemming.
   1. Met uitzondering van de benoeming van het presidium vinden alle stemmingen over personen gesloten plaats. 
   2. Alle stemmingen die niet over personen gaan, gebeuren door middel van handopsteken.

Artikel 5. Het partijbestuur.

1. Bij ontbreken van een partijraad, is het partijbestuur tussen de congressen door het hoogste partijorgaan.
2. Vergaderingen van het partijbestuur zijn door leden als toehoorder bij te wonen, zowel fysiek als online. Leden die gebruik willen maken van dit recht, kunnen dit doen door hun verzoek kenbaar te maken aan een van de leden van het partijbestuur.
3. Delen van de vergaderingen van het partijbestuur die gaan over vertrouwelijke zaken, kunnen door het partijbestuur besloten worden verklaard. Die delen van de vergadering zijn dan niet toegankelijk als toehoorder, en de notulen alsmede de vooraf ingediende stukken met betrekking tot die vertrouwelijke onderwerpen worden niet op de interne website van de partij beschikbaar gemaakt.

Artikel 6. Commissies en themawerkgroepen

1. Commissies en themawerkgroepen leggen verantwoording af aan het partijbestuur.
2. Het partijbestuur of het congres beslissen over de instelling, omvang en samenstelling van commissies en themawerkgroepen.
3. Commissies en themawerkgroepen kunnen te allen tijde worden ontbonden door het partijbestuur.

Artikel 7. De afdeling.

1. Afwezigheid van een afdelingsbestuur.
   1. In geval van afwezigheid van een afdelingsbestuur, worden de bevoegdheden van het afdelingsbestuur door de afdelingsvergadering overgenomen.
   2. De afdelingsvergadering is alleen een ledenvergadering in de zin van artikel 8 lid 4 van de statuten, indien dit minimaal een maand van tevoren aan de leden van de afdeling is medegedeeld.

Artikel 8. Financiën.

1. Het partijbestuur.
   1. Het partijbestuur draagt zorg voor de financiën van de vereniging, en wordt hierin gecontroleerd door de kascontrolecommissie en de partijraad, of in de afwezigheid van een partijraad door het congres.
   2. Individuele partijbestuursleden mogen zelfstandig beslissen over eenmalige uitgaven tot 100 euro, de penningmeester mag zelfstandig besluiten over eenmalige uitgaven tot 500 euro. Voor grotere uitgaven is een besluit van het partijbestuur vereist.
2. Het afdelingsbestuur.
   1. Het afdelingsbestuur is bevoegd om uitgaven te doen binnen het werkingsgebied van de afdeling, voor zover de inkomsten van de afdeling daarvoor volstaan.
   2. Het afdelingsbestuur wordt gecontroleerd door het partijbestuur en de ledenvergadering van de afdeling.
3. Contributie-inkomsten.
   1. Twee derde van de inkomsten uit contributie vloeit naar de algemene partijkas, een derde van de inkomsten uit contributie gaat naar de afdelingen.
   2. Op de verdeling onder a kan het partijbestuur uitzonderingen ten gunste van individuele afdelingen maken.
4. Afdrachtregeling.
   1. Namens de partij gekozen volksvertegenwoordigers zijn verplicht een deel van de vergoeding die zij daarvoor krijgen af te dragen.
   2. De afdracht bedraagt de volledige vergoeding boven modaal inkomen naar rato van het aantal uur in de week dat voor de gekozen functie staat. Hiermee komt de vergoeding op een modaal inkomen naar rato van het aantal in de week gewerkte uren.
   3. In geval van hoge vaste lasten kan het partijbestuur vrijstelling verlenen voor (een deel van) de afdracht.

Artikel 9. Veiligheid en geschillen.

1. Alle leden van de vereniging zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het beschermen van een veilige en inclusieve (werk)omgeving voor iedereen. Het partijbestuur is er eindverantwoordelijk voor dat deze omgeving daadwerkelijk wordt gehandhaafd.
2. In geval van conflicten, onderzoekt het partijbestuur de juistheid van meldingen, en pleegt hoor en wederhoor.
3. De volgende gedragingen zijn in elk geval niet toegestaan:
   1. Racisme, xenofobie, LHBTQIA-discriminatie, seksisme, validisme of marginalisatie en vooroordelen op basis van leeftijd, etniciteit, nationaliteit, culturele achtergrond, klasse, opleidingsniveau, beperkingen, gender, genderpresentatie, taalvaardigheid, immigratiestatus, religieuze overtuiging en andere demografische kenmerken.
   2. Grensoverschrijdend gedrag, zowel fysiek als verbaal. Wat verstaan wordt onder grensoverschrijdend gedrag kan verder worden uitgewerkt in een gedragscode.
   3. Het tolereren van de onder a. en b. genoemde gedragingen door andere leden. Leden worden geacht om op te treden tegen grensoverschrijdend gedrag.
4. Van leden wordt verwacht dat zij op vergaderingen en andere besluitvormende of anderszins politiek-inhoudelijke bijeenkomsten in een dusdanige staat verkeren dat zij volledig deel kunnen nemen aan de discussie hierover.